Wat is een bloembol: het verschil tussen bloembollen, knollen en wortelstokken?
Van Dale zegt: bloem·bol (de; m; meervoud: bloembollen): (plantkunde) ondergronds stengelgedeelte in bolvorm.
De definitie is: onder bol- en knolgewassen verstaan we kruidachtige planten met bijzonder gevormde, dikwijls gezwollen, bladeren, stengels of wortels waarmee ze kunnen overblijven en zich reproduceren.
Planten met deze groeiwijze noemen we geofyten, vanuit het Grieks geo = aarde en fyton is plant, planten met een ondergrondse voedselopslag (zetmeel, suikers, eiwitten). Ze zijn in staat in rusttoestand ongunstige periodes door te maken zoals droogte, hitte EN kou, in afwachting van betere voorwaarden. Je noemt ze ook wel bloembollen, knollen, wortelstokken, klauwen, wortelknollen, stengelknollen, pitten, knopen en cornels. Zowel de bovengrondse delen, het blad en de stengel, als de ondergrondse delen zorgen voor de opslag van voedingsstoffen. Op deze website maken we verschil tussen de bloembol, knol en wortelstok, maar in het algemeen praten we over bloembollen.
Doorsnede bloembol | Schubben bloembol | Wortelknol | Knol | Wortelstok |
Kenmerkend voor bloembollen is de periodieke ontwikkeling: de groei- en bloeiperiode wordt afgewisseld met een rustperiode. Grondslag hiervoor is het klimaat in het oorspronkelijke groeigebied en wat de plant zelf bepaalt. De plant kan de rustperiode uitstellen, maar niet overslaan.
Voor bloembollen is de rustperiode de belangrijkste ontwikkelingsfase. In deze periode wordt het blad en de bloemknop voor het volgende seizoen en soms zelfs voor over 2 of 3 seizoenen aangelegd. Bij de meeste knollen en wortelstokken groeien eerst de bladeren of de stengel met bladeren. Als deze zijn uitgegroeid, verschijnt de bloeiwijze. Ze bloeien tot het begin van de rustperiode. Er zijn enkele uitzonderen zoals Amorphophalus en Sauromatum, die eerst bloeien. De rustperiode dient alleen voor het overleven van ongunstige perioden. De ontwikkeling van bladeren en bloeiwijze vindt plaats aan het einde van het vorige seizoen of aan het begin van het groeiseizoen en niet tijdens de rustperiode.
Bloembollen passen zich goed aan aan de omstandigheden. Ze groeien goed in de meeste grondsoorten, maar zorg voor een goede afwatering. Ze hebben zelden extra bemesting nodig en de meeste gedijen in zowel de halfschaduw als de volle zon.
Al in de 10e eeuw wordt de bloembol geteeld in Perzië. Vroeger werd ze gebruikt als voedsel. Daarna kregen de bloemen ook een religieuze betekenis zoals de lelie. Tegenwoordig wordt de bloembol gebruikt voor haar sierwaarde.
Wat is een bloembol?
Een bloembol bestaat uit wortels en een stengel met bladeren. De stengel is heel kort en noem je de bolschijf of bolbodem. Aan de onderkant hiervan zit een rand met wortels. Op de bolschijf zitten dikke brede bladeren die het reservevoedsel bevatten. Dat noem je vlezige schubben. Als de schubben aan elkaar zijn gegroeid en een ring rond de spruit vormen, dan noemen we dat een rok (tulp, narcis en hyacint). Zijn ze niet aan elkaar gegroeid, dan noemen we dat schubben (lelies). Soms hebben bloembollen een huid, de ingedroogde buitenste rok of schub. Bloembollen met huid kunnen droog worden bewaard, bloembollen zonder huid (lelie) drogen snel uit en kunnen dus beter niet bewaard worden: laat ze in de grond of bewaar ze op de juiste manier. Midden op de bolschijf staat de hoofdknop, de toekomstige plant. In de oksels van de vlezige rokken zitten knoppen of zogenaamde klisters. Na de oogst in de zomer ontwikkelt zich in de tulpenbol een nieuwe bloem: eerst de bloembladeren, vervolgens de meeldraden en als laatste de stamper. Dan is de gehele bloem in embryonale toestand in de bol aanwezig. Dit noemt je het G-stadium (zie foto rechts). Als na het planten de tijd daar is, komt de plant bovengronds tot bloei. In deze periode worden ook nieuwe wortels gevormd die voedsel uit de bodem opnemen. Door assimilatie (onder invloed van zonlicht wordt koolzuurgas uit de lucht en water met mineralen uit de bodem door de bladeren omgevormd tot suikers) vindt ook de groei van klisters (knoppen) plaats. Deze groeien uit tot nieuwe bloembollen.
Wat zijn knollen?
De knol verschilt van de bloembol doordat bij een knol het reservevoedsel wordt opgeslagen in de vlezige wortel (wortelknollen) of de stengel (stengelknollen). De dahlia is een wortelknol, terwijl de krokus een stengelknol is. Als de knol wordt doorgesneden is de binnenkant massief.
De knol is een door voedingsstoffen opgezwollen en stijve voet van een stengel. Ze heeft geen schubben, maar is meestal bedekt met een huid. Daardoor kun je haar goed bewaren. De krokus is een ronde knol, maar de knol van een gladiool is van boven afgeplat. Tijdens de groei wordt de knol volledig opgebruikt, al het reservevoedsel wordt opgenomen. De meeste knollen zijn eenjarig. De krokus en gladiool vormen op de oude knol een nieuwe knol en soms een aantal kleine knolletjes, de kralen. De kralen worden weer gebruikt als uitgangsmateriaal (jonge knollen die opgekweekt kunnen worden).
De stengelknol is een verdikte stengel waarin voedsel is opgeslagen. Ze ziet er ongeveer hetzelfde uit als een bloembol, maar bestaat uit een stuk en niet uit laagjes. Een deel van de onderzijde van de stengel is vergroeid tot een knol. Ze heeft een taaie huid waaruit de wortels groeien, meestal gedrongen, dik en rond met aan de buitenkant de knoppen of ogen waaruit een nieuwe plant groeit. Aan het einde van het groeiseizoen sterft de knol meestal af en heeft zich boven op de oude knol een nieuwe knol ontwikkeld. De krokus en gladiool zijn voorbeelden van stengelknollen.
De wortelknol slaat het reservevoedsel op in een verdikte wortel. Het zijn vervormde, vlezige wortels die afhankelijk zijn van een vezelig wortelstelsel om vocht en voedsel op te nemen. Ze vormen knoppen of ogen waaruit nieuwe planten groeien. Meestal zitten de ogen alleen op de wortelhals aan de voet van de oude stengel. Dit noem je ook wel de kroon. De Dahlia en knolbegonia zijn voorbeelden van een wortelknol. Dahlia’s hebben geen knoppen. Ze kunnen alleen uitlopen als er een stukje stengel met knoppen aanzit.
Op onze website maken wij geen onderscheid: alle soorten knollen duiden we aan als knollen.
Wat zijn wortelstokken of rhizomen?
Dit is een verdikte stengel, die horizontaal ondergronds groeit met ogen of knoppen. De knoppen of ogen lopen uit en vormen zo de bovengrondse plant. Ze hebben geen huid dus drogen snel uit. De Canna en Convallaria zijn wortelstokken.
Hoeveel jaar bloeien bloembollen?
Er zijn eenjarige, meerjarige en verwilderingsbloembollen.
Eenjarige bloembollen: deze bloembollen bloeien maar één seizoen, bijvoorbeeld irissen en tulpen. Tulp wordt na de bloei gekopt waardoor alle energie naar de bol gaat. De knoppen/klisters tussen de rokken groeien uit tot nieuwe bollen. De oude bol wordt als voedsel gebruikt. De klisters/broedbollen zitten aan de grote bol vast. Na de oogst worden ze tijdens het pellen (wortels en oude huid worden van bol verwijderd) los gemaakt van de grote bol. Het volgende najaar worden ze weer geplant om te uit groeien tot grote bollen.
Meerjarige bloembollen: bij deze bloembollen worden vanuit het hart nieuwe schubben of rokken gevormd: de jongste boldelen zitten in het midden en de oudste aan de buitenkant. De bloembollen groeien en worden ‘dikker’, bijvoorbeeld narcis en lelie.
Verwilderingsbloembollen: deze bloembollen vermeerderen zichzelf door nieuwe bolletjes of zaad. Meer verwilderingstips.
In welk jaargetijde bloeien bloembollen?
Bloembollen worden verdeeld worden in 3 groepen:
•Voorjaarsbloeiende bolgewassen : voorjaarsbloeiende bloembollen, koop en plant je in het najaar (september tot en met december) voordat de vorst in de grond zit. De meeste zijn winterhard, ze hebben de wintermaanden nodig om zich voor te bereiden op de nieuwe bloeiperiode. De bloei vindt plaats in het voorjaar (februari – mei) en de oogst in de zomer. Zie ook de Plant-en-bloei-kalender. De meeste voorjaarsbloeiende bloembollen komen oorspronkelijk uit hoger gelegen gebieden met koude winters, zoals de Balkanlanden, Turkije, Libanon en het noorden van Irak en Iran. De tulp komt uit Kazachstan, Turkmenistan en China. De narcis en hyacint komen uit Zuid-Europa, vooral Noord-Spanje en Zuid-Frankrijk. Camassia en Erythronium komen uit de Verenigde Staten.
•Zomerbloeiende bolgewassen : zomerbloeiende bloembollen, koop en plant je in het voorjaar (maart – mei) zodra de kans op nachtvorst voorbij is (na ijsheilige is 15 mei). De meeste zijn niet winterhard en komen oorspronkelijk uit subtropische gebieden met hogere temperaturen. De bloei vindt plaats in de zomer (juli – oktober) en de oogst in het najaar. Zie ook de Plant-en-bloei-kalender. De lelie komt van nature voor in Europa, China en Noord-Amerika. Enkele lelies plant je in het najaar. Kijk daarvoor op de verpakking. Dahlia komt uit Mexico en Zantedeschia, Eucomis, gladiool en Freesia zijn uit Zuid-Afrika. Hippeastrum komt uit Brazilië.
•Herfstbloeiende bolgewassen: herfstbloeiende bolgewassen worden in de tweede helft van de zomer geplant. De bloei is tussen augustus – oktober en de oogst in mei – juni. Herfstbloeiers komen vooral uit de Balkanlanden, Griekenland en andere landen rond de Middellandse Zee.
UITZONDERINGEN: De naam voorjaarsbloeiend is verwarrend. Het betekent dat je de bloembollen plant in het najaar. Het gewas is meestal winterhard. Maar de bloeiperiodes verschillen per soort, van vroeg in het voorjaar tot in de late zomer. Kijk dus goed na wat de bloeiperiode is als je een soort wilt determineren of wilt combineren met andere gewassen. Laat je niet in de war brengen door de term voorjaarsbloeiend.
Daarnaast zijn er zomerbloeiende bloembollen: planten in het najaar, maar bloei in de zomer.
Waar komen bloembollen oorspronkelijk vandaan?
Bloembollen die in de tuin groeien komen vooral uit de Balkanlanden, Turkije, Libanon, Irak, Iran, China, Zuid-Europa en de Verenigde Staten. Bloembollen die in de kamer of kas worden gekweekt, komen vooral uit mediterrane en (sub-)tropische gebieden zoals Zuid-Afrika, Zuid-Amerika en het zuidwesten van de Verenigde Staten. Algemeen kun je zeggen dat bloembollen groeien in klimaten waar een voor de groei en bloei ongunstige periode (koud of extreem warm en droog) wordt afgewisseld met een gunstige periode (vochtig, relatief warm).
Gebruik bloembollen
In vroeger tijden werden bloembollen gebruikt als voedsel en medicijn. Tegenwoordig wordt uit diverse bloembollen grondstoffen gehaald voor de productie van medicijnen. Sommige restaurants serveren wel weer gerechten met bloembollen en er zijn zelfs enkele kookboekjes verschenen. Bij iedere soort op deze website vind je het gebruik van de bloembollen. Veel bloembollen zijn uitstekend geschikt als snijbloem: een bolbloem.
Hoe wordt een bloembol een bloem?
De productie van bolbloemen is in handen van bloemkwekers en wordt ‘broeien’ genoemd. Het zijn bloemen die uit een bloembol groeien. De term bolbloem omvat alle bloembollen. De term “Het voortrekken van bloembollen” wordt niet altijd goed gebruikt. Voortrekken betekent namelijk niets meer of minder dan zorgen dat bloembollen eerder bloeien dan hun natuurlijke bloeiperiode in de buitenlucht. Het is echter niet alleen mogelijk om bloembollen eerder te laten bloeien, maar ook later. Na de groeiperiode volgt in de bloembollen een rustperiode. Om de bloembollen eerder te laten bloeien dan hun natuurlijke bloeiperiode, dien je kunstmatig koude en warme periodes toef. Hierdoor is het mogelijk dat er tulpen te koop zijn, terwijl die in de tuin nog niet bloeien. Kwekers hybridiseren bolbloemen om nieuwe, betere, mooiere variëteiten te ontwikkelen, zoals geurloze lelies of lelies zonder stuifmeel, tulpen met een langere houdbaarheid of geurvrije hyacinten.
Op onze soorten pagina wordt bij ieder soort aangegeven of ze geschikt is als bolbloem en met welke tips je langer van de bloei kunt genieten.
Hoe meet je een bloembol? Wat betekent bolomvang?
Bloembollen sorteer je naar grootte. Dit is belangrijk want hoe groter de bol, hoe meer of hoe groter de bloemen. De omtrek van de bloembol meet je in centimeters. De maateenheid is zift. Een bloembol zift 11 is een bloembol van 11 tot 12 cm omtrek. Deze manier van meten gebruik je bij bloembollen die min of meer een ronde vorm hebben. De grootte meet je met een bollenmaat.
Op de foto is een oude bollenmaat afgebeeld waarmee vroeger de ziftmaat van elke partij bloembollen gecontroleerd werd. Tegenwoordig gebeurt het sorteren door grote machines. Blijft de bloembol op ziftmaat 8 liggen, maar valt deze door ziftmaat 9? Dan heeft de bloembol zift 8/9. Tussen elke ziftmaat zit ongeveer 1 cm verschil. Voor bloembollen die niet helemaal rond zijn, gebruik je de spijlmaat. Er wordt gemeten vanaf het dikste punt. De narcis meet je op deze manier.
Bij knollen vindt sortering plaats op basis van het gewicht en bij een wortelstok op basis van het aantal ogen.
Wat wordt bedoeld met toefgrootte?
Bij het kopen van bloembollen is niet altijd duidelijk hoe groot de bloem met bladeren wordt. Het is dus niet makkelijk te bepalen hoeveel ruimte de bloembol nodig heeft. Soms wordt de toefgrootte beschreven op de verpakking. Het gaat dan om de ruimte die elk product per eenheid verpakking nodig heeft.
Een toef wordt meestal cirkelvormig aangeplant, maar het kan natuurlijk ook in de vorm van een vierkant. Veelal worden toeven in een oneven aantal bloembollen geplant, zodat er een speels karakter ontstaat. Op de foto hiernaast is er een voorbeeld van de toefgrootte gegeven.
Hoe komt de bloembol aan zijn naam?
Elk bolgewas heeft een Nederlandse en een wetenschappelijke naam. De wetenschappelijke naamgeving is bedacht door Carl Linnaeus (1707- 1778), een Zweedse wetenschapper die de binaire nomenclatuur heeft ingevoerd. Hierbij kreeg elke plant en elk dier een Griekse of Latijnse geslachtsnaam gevolgd door één of meer soortnamen. Voor de naamgeving van planten gelden nationale en internationale regels, de taxonomie. De traditionele rangen voor taxonomische groepen zijn:
Rijk – Stam – Klasse – Orde – Familie – Geslacht – Soort.
Voor de tulp is dit:
Plantae (Planten) – Embryophyta (Landplanten) – Spermatopsida (Zaadplanten) – Bedektzadigen/Eenzaadlobbigen – Liliales – Liliaceae (Leliefamilie) – Tulipa – ‘Abba’.
De meeste bolgewassen behoren tot de Orde der Liliiflorae en hebben enige gelijkenis met de lelie. Deze orde wordt verdeeld in 3 families: Liliaceae (leliefamilie), Amaryllidaceae (narcissenfamilie) en Iridaceae (lissenfamilie).
Elke plantennaam begint met een Latijnse geslachtsnaam die met een hoofdletter wordt geschreven, bijvoorbeeld: Narcissus, Tulipa of Agapanthus.
De soort- of cultivaraanduiding die volgt wordt veelal met een kleine letter geschreven en geeft verdere informatie over de plant. Elk bolgewas is van nature constant. Toch vindt er wel eens een spontane mutatie of verloping plaats waardoor er een nieuw soort ontstaat. Deze wordt beschreven als hybride vorm. De naam van een hybride vorm wordt veelal gegeven door de vinder. Deze naam wordt geschreven achter de soortnaam, met een hoofdletter en tussen enkelvoudige aanhalingstekens. Ook de nieuwe bolgewassen die door kruisingen zijn ontstaan, krijgen een hybridenaam. Bijvoorbeeld:
Geslacht | Soort | Cultivarnaam | Officiële naam | Naam in de Praktijk |
Crocus | tommassinianus | Ruby Giant | Crocus tommassinianus ‘Ruby Giant’ | Krokus Ruby Giant |
Hyacinthus | orientalis | Pink Pearl | Hyacinthus orientalis ‘Pink Pearl’ | Hyacint Pink Pearl |
De meeste mensen kennen bolgewassen onder de Nederlandse naam, die met een kleine letter wordt geschreven, zoals tulp, narcis en lelie.
Bij tulp, narcis en lelie wordt de cultivar niet toegekend aan een soort, maar aan een groep. Dit omdat er zoveel is gekruist en geselecteerd, dat ze niet terug te voeren zijn naar een specifiek soort. Hiervoor zijn groepen ingericht, zoals bij de tulp bijvoorbeeld de groep ‘dubbele vroege’ of ‘leliebloemige’. Bij de narcissen worden de groepen klassen of divisies genoemd. De groepen in de lelie zijn gebaseerd op herkomst en kruisingen tussen groepen. De indeling naar groepen en klassen is in de 19e en 20e eeuw ontstaan en in de loop der jaren zijn er volop nieuwe soorten op de markt gekomen. Dit kan ertoe leiden dat de naamgeving of de indeling herzien wordt.
Registratie van bolgewassen
Voor het verhandelen van het product is het belangrijk om voor hetzelfde product dezelfde naam te gebruiken. Om dit vast te leggen kan de cultivar geregistreerd worden bij een registratieautoriteit, bijvoorbeeld de Koninklijke Algemene Vereeniging voor Bloembollencultuur (KAVB) of de Royal Horticultural Society (RHS). Een eigenaar van een nieuwe cultivar levert bollen, knollen of wortelstokken in voor opplant en vermeldt de gewenste cultivarnaam. De deskundigen van de registratieautoriteit beschrijven de planten als ze opgekomen zijn en geven na afstemming met de inzender de cultivar zijn naam. Deze naam wordt opgenomen in het register.
Hiernaast kan ook nationaal of internationaal kwekersrecht worden aangevraagd. Dit geeft de kweker van een nieuwe cultivar het recht om voor een bepaalde periode exclusief het teeltmateriaal te vermarkten. Hierdoor kan de investering voor het ontwikkelen van een nieuwe cultivar terugverdiend worden. Andere kwekers mogen deze cultivar niet zonder toestemming van de eigenaar van het kwekersrecht telen of verhandelen.
Nederlandse bloembollen
Nederland behoort tot de kleinste landen ter wereld, maar toch kennen veel mensen Nederland van de molens, de klompen en de tulp. Jaarlijks komen vele toeristen naar Nederland om onze bezienswaardigheden te bezoeken. Als zij in het voorjaar komen, wordt een bezoek aan de bloembollenvelden en de Keukenhof zeker opgenomen in het programma. Nederland produceert ongeveer 65 procent van het wereldwijde aanbod aan bolgewassen.
De groei van bolgewassen voor economische doeleinden is ongeveer 400 jaar geleden in Haarlem en omgeving gestart. Sindsdien is het teeltgebied naar het Noorden en Zuiden verspreid. Het gebied tussen Haarlem en Leiden werd bekend als ‘de Bollenstreek’. Een groot deel van de bevolking verdiende jaren zijn geld in de bloembollensector bijvoorbeeld in de kwekerij, export of in de toeleverende industrie. Lisse doopte zichzelf het centrum van het bloembollengebied. Naast dit bloembollengebied, ontwikkelde zich tijdens de 1e wereldoorlog, in het meest Noordelijke gedeelte van de provincie van Noord-Holland een ander bloembollengebied, de Anna Paulowna Polder. In het begin waren het de grote kwekerij-export bedrijven die hier land, voor een veel lagere prijs dan in het traditionele bloembollengebied, kochten. Na de 2e wereldoorlog groeide de bloembollenteelt in deze polder sterk. Een ander nieuw gebied, de Noordoostpolder, werd ook na 1945 in gebruik genomen voor bollenteelt. Hier worden sindsdien voornamelijk tulpen, lelies en gladiolen geteeld. Ongeveer de helft van alle bolgewassen worden wereldwijd in tuinen geplant. De andere helft van de bollen wordt gebruikt voor de snijbloementeelt in Nederland en in het buitenland.