Dipcadi

Dipcadi serotinum Picture Pavel Husička
Dipcadi gracillimum Picture Ton Rulkens
Dipcadi longifolium Picture Ton Rulkens

Dipcadi is familie van de Asparagaceae.  Het is een klein bolgewas van 42 erkende soorten en komt verspreid voor in Europa, Westelijke Middellandse Zee tot Centraal-Azië, Arabië, Madagaskar, Sri Lanka, Pakistan en India. De meeste soorten komen voor in Zuid-Afrika.

Medikus beschreef het geslacht in 1790. Hij scheidde Dipcadi van Hyacinthus op basis van buisvormige bloemdek bloemblaadjes en veel platte zaden. Ker-Gawler beschreef in 1816 een ander geslacht Uropetalon op basis van het kenmerk van de bloemdek bloemblaadjes en verplaatste verschillende soorten die onder Dipcadi vielen naar Uropetalon. Baker deed in 1871 Dipcadi herleven en plaatste Uropetalon als synoniem. In 2004 is voorgesteld Albuca, Dipcadi, Galtonia, Neopatersonia en Pseudogaltonia in Ornithogalum op te nemen. Op basis van DNA-onderzoek is in 2009 besloten dat Dipcadi een zelfstandig geslacht is, als ook Albuca en Pseudogaltonia. Galtonia en Neopatersonia vallen onder het geslacht Ornithogalum.

De bloemen zijn klok- of buisvormig in een losse hangende bloemtros in groengeel, deel, oranje, bruin en wit.  De binnenste bloemblaadjes vormen een half opengeslagen klokje, de buitenste bloemblaadjes zijn smaller, langer en helemaal uitgespreid. De bladeren zijn basaal, lijnvormig tot lancetvormig.

In Nederland is Dipcadi serotinum in het voorjaar te koop. Ze komt voor in Zuid-Frankrijk en Spanje, waar ze groeit op stenige plaatsen in de bergen tussen wat licht struikgewas. Elk jaar komen de onbebladerde bloemstengels omhoog om een losse bloemtros te maken die opent in vreemd uitziende gelig-bruin-oranje kleine bloemen. De binnenste 3 bloemblaadjes vormen een half opengeslagen klokje, de buitenste zijn smaller en langer en staan helemaal uitgespreid. Ze houdt van de zon, wordt 35 cm hoog en bloeit van mei – juli. Het zaad is zeer gemakkelijk te verzamelen en zaait overvloedig uit.

Meer cultivars: D. bakerianum, D. balfourii, D. biflorum, D. brevifolium, D. ciliare, D. clarkeanum, D. concanense, D. cowanii, D. crispum, D. dekindtianum, D. erythraeum, D. fesoghlense, D. garuense, D. glaucum, D. goaense, D. gracillimum, D. guichardii, D. heterocuspe, D. kuriensis, D. ledermannii, D. longifolium, D. maharashtrense, D. marlothii, D. mechowii, D. minor, D. montanum, D. ndelleense, D. oxylobum, D. panousei, D. papillatum, D. platyphyllum, D. reidii, D. rigidifolium, D. saxorum, D. susianum, D. thollonianum, D. turkestanicum, D. ursulae, D. vaginatum, D. viride en D. welwitschia.