Carolus Clusius of Charles de l’Ecluse (1526-1609) is één van de meest beroemde plantkundigen uit het begin van de 17e eeuw. Hij was een tijdgenoot van Rembert Dodoens en Matthias Lobelius, beiden plantkundigen en arts. Het feit dat Clusius, hoewel hij medicijnen had gestudeerd, actief was als plantkundige, heeft bijgedragen aan zijn grote kwaliteiten en bekendheid. Hij was de eerste die de grote stap nam van kruidendokter naar beschrijvend plantkundige. Hij beschreef de planten naar hun exacte vorm, in kort en bondige termen. Hij beperkte zich vaak tot 2 woorden, de tweedelige vorm. De naam Clusius is verbonden met tulpen en bloembollen. Het is algemeen bekend dat hij de eerste was die in Nederland tulpen teelde.
De tulp komt van origine uit Turkije. De oorsprong ligt echter meer naar het oosten, dichtbij de voet van het Himalaya gebergte. Het uitgebreide Turkse of Ottomaanse Rijk van Solomein the Grote (1520-1566) strekte zich uit van Noord Afrika tot Hongarije en bedekte het grootse deel van Azië. Bij de rechtszaal van Constantinopel (die na de overwinning in 1543 de hoofdstad werd van Ottaman’s Rijk) werd veel waarde gehecht aan hoveniers, tuinieren en aan het telen van tulpen. Zoals met veel producten werden tulpen van het platteland naar de hoofdstad gebracht. De grote interesse in tulpen werd ook door Ogier Ghislainvan Busbecq, de ambassadeur van de Oostenrijkse Emperor Ferdinand I gevolgd. In 1555 noemde hij ze in zijn brief naar Wenen. In West Europa werd de bloei van de eerste ‘Turkse Tulp’ opgemerkt door Conrad Gesner in 1561. Clusius, op dat moment Prefect van de Imperial Kruiden Tuinen in Wenen kon makkelijk tulpenbollen en zaad bemachtigen. Niet alleen gedurende zijn Weense periode, maar ook na 1557 in Frankfurt en na 1593 als Horti Praefectus in Leiden. Clusius’ belangrijkste werk ‘Rariorum aliquot stirpium per Hispanias observatorum Historia, libris duobus express’ uit 1567 (de eerst flora van een bepaalde regio, gebaseerd op Clusius eigen observaties gedurende een reis door Spanje) bevat een bijlage die niets te maken heeft met de Spaanse flora. In deze bijlage beschrijft Clusius allerlei soorten bolbloemen voornamelijk de tulp, die hij had ontvangen uit Turkije. Dit waren meestal gekweekte producten.
Nu weten we dat de eerste vroegbloeiende tulp die naar Europa kwam, origineel uit de omgeving rond Kaffa in de Crimean kwam. Dit soort heeft de karakteristieken van de ‘Duc van Tol’ tulp, die ook vroeg bloeit en kan worden gezien als voorloper van de ‘enkel vroege tulp’. Van deze en andere hele oude variëteiten zijn er een aantal te zien in de ‘Hortus Bulborum’ in Limmen. Een selectie van deze bollen is ook geplant in de Botanische Tuinen (Hortus) van Leiden. Zo worden ze beschermd tegen uitsterven. Eén van de oudste tulpen, ‘Duc van Tol’, bestaat nog steeds in een gele en rode variëteit. Deze tulp werd al beschreven in 1620. Tulpen zijn verdeeld in groepen welke van elkaar verschillen door bloeitijd, vorm en maat van de bloem. Enkele voorbeelden: de oudste variëteit is de enkel vroege tulp. Veel van deze soorten zijn vandaag de dag nog te koop, maar dateren uit de 19e eeuw. De afkomst van de dubbel vroege tulp is helaas niet duidelijk. De Darwin tulp is een product van de 20e eeuw. Gezien hun lange, harde stampers en mooi gevormde bloemen hebben ze een goede reputatie als snijbloemen. De leliebloemige tulpen hebben lange smalle bloemen met puntige bloembladeren. Parkiet tulpen komen ook uit de 17e eeuw. Zij hebben vaak twee kleuren en gekartelde bloembladeren.