Bloembollen vermeerdering

Onder vermeerdering wordt verstaan:
Vermeerdering door zaad, veredeling, vermeerdering door deling en vermeerdering door weefselkweek.

commerciele vermeerderingVeredeling
Vermeerdering via zaad is onmisbaar voor het verkrijgen van nieuwe variëteiten. We hebben het dan over het kruisen van planten met de bedoeling nieuwe, betere variëteiten te verkrijgen. Deze “veredeling” is in de bloembollensector van het allergrootste belang geweest en is dat nog steeds. Het huidige tulpensortiment is te danken aan ruim 4 eeuwen kruisingsinspanning. Als er een moderne tulpenvariëteit nu via zaad wordt vermeerderd, kan er een bont mengsel van nakomelingen ontstaan, waarvan een deel ongewenste eigenschappen bezit. Door de voortschrijdende kruisingstechnieken is het steeds vaker mogelijk kruisingen tussen soorten of variëteiten te maken die in het verleden niet lukten. Dit betekent dat sterk gewenste eigenschappen, bijvoorbeeld op het gebied van kleur of plantopbouw, nu soms wel in te kruisen zijn. Nog belangrijker is het dat het in de toekomst steeds beter lukt de resistentie tegen ziekten in het bloembollenassortiment te verhogen. Voor de gewenste vermindering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen is dit van het allergrootste belang!

vermeerdering door delingVermeerdering door deling
Gelukkig vermeerderen de meeste bolgewassen zich gemakkelijk door het afsplitsen van kleine bloembollen van de hoofdbol. Het grote voordeel van deling van de ouderplant is dat alle geselecteerde eigenschappen in de nieuwe bloembollen behouden blijven. Een opgeplante tulp geeft bij het rooien al gauw twee tot vier “nakomelingen” te zien. De narcis gaat wat langzamer maar toch nog snel genoeg om ongeveer de helft van het gerooide aantal bloembollen te kunnen verkopen. Bij de gladiool verloopt de natuurlijke vermeerdering het snelst. Eén flinke gladiolenknol kan al snel enkele tientallen kleine knolletjes ( de zogenaamde kralen) produceren. Bij de hoofdgewassen lelie en hyacint moeten de telers de vermeerdering een handje helpen. Hyacinten geven nauwelijks kleine bollen. Ze worden daarom door het wegnemen/uitsnijden van de bolbodem gestimuleerd om nieuwe bolletjes te produceren. Bij lelies breekt men de schubben van de bloembollen, waarna tijdens een speciale bewaring elke schub één of meer bolletjes vormt.

vermeerdering door zaadVermeerdering door zaad
Planten vermeerderen zich in de natuur vooral via zaad. Bij de teelt van bloembollen is de vermeerdering via zaad niet erg belangrijk. Het gebeurt alleen maar bij gewassen die moeilijk of met veel meer kosten op andere manieren te vermeerderen zijn. Belangrijk bij vermeerdering door zaad is dat de ouderplanten zaadvast zijn. Dat wil zeggen dat de nakomelingen er (bijna) hetzelfde uitzien als de ouderplanten. Voorbeelden van bollen of knollen die via zaad vermeerderd worden zijn: anemoon (Anemone), winteraconiet (Eranthis), ranonkel (Ranunculus) en Tigridia.

 

 

vermeerdering door weefselkweekVermeerdering door weefselkweek
Als normale vermeerdering te langzaam gaat of men een nieuwe variëteit snel wil vermeerderen kan de bloembollenteler ook kiezen voor vermeerdering “op de buis”. In een weefselkweeklaboratorium worden op een voedingsbodem kleine stukjes van bolletjes of plantjes aangezet tot het vormen van nieuwe plantjes of bolletjes door toediening van o.a. plantenhormonen. Veel lelies maar ook Zantedeschia’s worden zo vermeerderd.

 

 

Bollen op pot narcis crocus bl druifBol-op-pot
Niet meer weg te denken uit de stedelijke omgeving omdat juist dit soort elementen à la minute voor verfraaiing zorgt. Met bakken, potten en schalen zijn allerlei mogelijke invullingen te verzinnen. De enige voorwaarde waarmee rekening gehouden dient te worden is dat de beplanting ‘windbestendig’ is.
Naast krokus, Scilla, Chionodoxa en druifjes zijn het dan ook vooral de laagblijvende tulpen en kleinkronige narcissen die in aanmerking komen:
– Ingeplant met één soort ‘droge’ bollen, speciaal bedoeld voor massaal kleureffect.
– Ingeplant met meerdere soorten ‘droge’ bollen die elkaar in bloei opvolgen door aanplant van lagen, volgens het zogenaamde ‘lasagnesysteem’: vroegbloeiende bollen als bovenste laag, later en laatst bloeiende bollen in de middelste en diepste laag. Resultaat: wekenlang kleur!
– Ingeplant met een zogenaamde ‘instant’ beplanting. Dat zijn bollen die op potjes gebroeid en voorgekweekt zijn en die, zodra de spruiten goed zichtbaar zijn, als volwassen ‘plantjes’ geplant kunnen worden. Zo kan met een aantal potjes van een en dezelfde soort meteen een bijna-bloeiend eindbeeld gerealiseerd worden. Op dezelfde manier zijn combinaties te verzinnen van verschillende soorten bollen die onderling goed met elkaar samengaan. Zo valt bijvoorbeeld te denken aan ringen van (van buiten naar binnen) Anemone blanda ‘Blue Shades’, Muscari armeniacum ‘Album’ en rode tulpjes praestans ‘Fusilier’. Of een rand van Scilla mischtschenkoana met centraal een toef narcissen ‘Jack Snipe’.
– Een invulling waar weer net iets meer moeite voor gedaan moet worden maar die als totaalbeeld wel heel aantrekkelijk is, zijn de zogenaamde ‘minituintjes’: potten en bakken gevuld met een aantal vroegbloeiende kleine heestertjes in een onderbeplanting van instant bolletjes en tweejarigen zoals violen, Bellis en Myosotis. De heestertjes en tweejarigen blijven met gemak zo’n 6 tot 8 weken mooi, de bolletjes moeten tussentijds een keer vervangen worden, maar dan heb je ook waar voor je geld.

keurmerk biobollenBiologische bollenteelt
Biologische bloembollen zijn te herkennen aan het keurmerk voor biologische producten. De producten worden geteeld zonder kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen. De biologische landbouwnormen zijn gebaseerd op het behoud van het milieu, natuur en landschap en gelden in de gehele Europese Unie. De biologische producten worden gecontroleerd door Skal.Biologische bloembollen worden geproduceerd volgens de Europese richtlijnen. Dit houdt in dat de bloembollen worden geteeld zonder inzet van chemische gewasbeschermings-, bestrijdingsmiddelen en kunstmeststoffen. Het biologisch telen van bloembollen draait om vakmanschap. Het kent grotere risico’s dan gewone bollen. Door de lagere beschikbaarheid van meststoffen, en geringe mogelijkheid tot het bestrijden van ziekten en plagen tijdens de teelt, zijn de opbrengsten lager dan die van gewone bollen. Hierdoor zijn de kosten per bol aanzienlijk hoger dan die van gewone bollen.