Bloembollen plannen

Keukenhof 2017-17

Het plannen van de inrichting van het groen in parken, bermen, groenstroken en andere locaties is voor veel groeninrichters één van de belangrijkste werkzaamheden. De rol van bloembollen wordt hierin niet altijd meegenomen. En dat terwijl die zo simpel is!

Na een donkere winterperiode neemt de behoefte aan ontluikende natuur toe. Het zijn vooral de vroegbloeiende bloembollen die aan deze behoefte een invulling kunnen geven. Het zien van flinke groepen krokussen en narcissen in de berm op weg naar het werk of een grote container met hyacinten op het stationsplein geeft de mens een flinke impuls tot activiteit.
Bloembollen in beplantingen is gewoon een kwestie van plannen, net zoals voor de hele groeninrichting. Volg het onderstaande stappenplan voor een succesvol voorjaar.

Keuze plant locaties
Bij het kiezen van locaties voor groeninrichting is men vaak van diverse factoren afhankelijk: verkeerssituaties, openbaarheid van het groen, verwachting van de inwoners c.q. bezoekers en uiteraard budgetten. Bij het kiezen of bij het herinrichten is het belangrijk meteen de mogelijkheden voor de toepassing van bloembollen mee te nemen in de checklist van mogelijke invullingen. Welke toepassing het meest geschikt is, is terug te vinden op deze website. Naast esthetiek spelen een aantal andere technische factoren een belangrijke rol bij het integreren van bloembollen in een beplanting.

Grondsoorten
De bodem is de basis voor de groei van planten. Grond bestaat uit vaste deeltjes waartussen lucht en water zit. De vaste deeltjes verschillen sterk in grootte. Grondsoort, structuur en bemesting spelen een grote rol bij de groeikracht van planten en bloembollen. Hoewel de meeste planten en bloembollen overal kunnen groeien, zullen ze het in de ene grondsoort meer naar hun zin hebben dan in de andere. De grondsoort en de daarbij behorende eigenschappen zijn belangrijke uitgangspunten voor het opstellen van een beplantingsplan. Belangrijk is dat iedere te beplanten grondsoort voldoet aan de volgende kenmerken:
– goede structuur
– goede afwatering
– vrij van ziekten
– voldoende laag zoutgehalte (EC)
– de pH (zuurgraad) bij voorkeur tussen de 5,5 en 7 (er zijn overigens wel uitzonderingsgevallen)

Een kleine vergelijking tussen drie veel voorkomende grondsoorten in hun geschiktheid voor bloembollen is een handig hulpmiddel in het bepalen van de geschiktheid van een grondsoort.
– Klei
Kleigrond bestaat uit zeer kleine deeltjes (< 0,002 mm), die heel dicht op elkaar zitten. Daarom is kleigrond een ‘zware grond’ met een vaste structuur. Kleigronden zijn, vergeleken met zand, slecht waterdoorlatend. In droge tijden houden ze veel langer water vast, maar in natte tijden verdrinken gewassen eerder. Indien de grond wordt voorzien van organisch materiaal, bijvoorbeeld compost, blijft de bovengrond luchtig. Wortels van planten en bloembollen krijgen op deze manier voldoende zuurstof. Geen zuurstof betekent verstikking en het niet opkomen van bloembollen en afsterven van planten. Kleigronden hebben minder last van uitspoeling dan zandgronden. Hierdoor houden ze betervoedingsstoffen voor planten vast en zijn ze over het algemeen voedselrijk.
– Zand
Zandgrond bestaat uit grote deeltjes, die los op elkaar zijn gestapeld. Planten op zandgrond hebben vrijwel nooit zuurstofgebrek, maar droogte kan wel problemen opleveren. Daarom is het raadzaam om vóór het planten een flinke hoeveelheid organisch materiaal door de grond te werken en tijdens de droge periode regelmatig water te geven. Maar met het water spoelen ook meststoffen weg. Voor een goede groei van de planten en bloembollen (voor meerjarenbeplanting) is het dan ook aan te raden om in elk geval ieder voorjaar te mesten. Bij sterk groeiende gewassen strooit u in mei en in juni nogmaals een beetje mest.
– Veen
Veen is een grondsoort die niet bestaat uit korrels, maar uit samengeperste plantenresten. Dode planten hebben moerassen opgevuld met een laag halfverrotte resten. Zo kon over lange tijd veen ontstaan. Deze grondsoort vinden we dan ook in voormalige moerasgebieden. Veen houdt water vast en werkt als een spons. Veengrond is dus een drassige grond. Als je die wilt gebruiken voor beplantingen moet het grondwaterpeil verlaagd worden. Als je veen echter te veel laat uitdrogen, neemt het geen water meer op. Vanaf de Middeleeuwen werd veen afgegraven en gedroogd. Gedroogd veen heet turf. Planten die dieper wortelen hebben over het algemeen minder last van deze sponswerking. Oppervlakkig wortelende planten zoals bloembollen hebben het zwaar in de natte en droge periodes.

Locatie-omstandigheden
Iedere plant of bloembol heeft zijn eigen geschikte standplaats. Bij bloembollen zijn locatie-omstandigheden na de bloei en tijdens de zomer net zo belangrijk als tijdens de bloeiperiode. Dit heeft alles te maken met het opnieuw vormen van nieuwe bollen onder de grond direct na de bloeiperiode. Het is dan ook van essentieel belang dat bloembollen in de periode na de bloei hun blad behouden en voldoende zonlicht krijgen om energie op te doen voor de ondergrondse groei van de nieuwe aanwas. Plant bloembollen dus nooit onder groenblijvende bomen of heesters of onder loofbomen die vroeg hun blad krijgen. Zon- en halfschaduw locaties zijn prima voor de meeste bloembollen, een beperkt assortiment voelt zich thuis in een jaarrond schaduwrijke plaats.
Tijdens de zomerperiode voelen de bloembollen zich vooral prettig wanneer ze met rust worden gelaten. Tussen de wortels van de andere vaste beplanting maken ze zich klaar voor een nieuw seizoen. Een koude, natte grond (bijvoorbeeld door het beregenen van een éénjarige beplanting) tijdens de zomer is niet bevorderlijk voor de bloeirijkheid in het nieuwe seizoen!

Assortimentskeuze
Bepaal eerst de uitstraling die de beplanting moet krijgen en of het een éénjarige-, meerjarige- of verwilderingtoepassing betreft. Daarnaast wordt het assortiment sterk bepaald door de eerder genoemde factoren als:
– locatie
– grondsoort
– locatie-omstandigheden (lichtinvloed)
Voor de éénjarige beplantingen worden vooral tulpen, hyacinten, narcissen en de meer bekende bijzondere bolgewassen als krokus en blauwe druifjes gebruikt. Voor meerjarenbloei heeft het Internationaal Bloembollen Centrum in twee proefperiodes en in verschillende klimaatzones bepaald welke bloembollen vooral geschikt zijn voor de meerjarentoepassing in borders. Een uitgebreide lijst van variëteiten en geschiktheid per klimaatzone staat op de ingesloten CD-rom.
De grond, waterhuishouding en lichtinval zijn vooral van belang als het een meerjaren- of verwilderingsaanplant betreft. Bloembollen voor verwildering staan bij voorkeur op een locatie waar de natuurlijke habitat van de bol wordt benaderd. Het resultaat is een zeer natuurlijke beplanting die de vaak meer bosachtige donkere omgeving verlevendigt.
– bosachtige situaties
Allium ursinum (daslook), Anemone nemorosa (bosanemoon), Anemone ranunculoides (voorjaarsanemoon), Arum italicum (aronskelk), Colchicum, Convallaria majalis, Corydalis cava (holwortel), Corydalis solida, Cyclamen, Eranthis, Galanthus (sneeuwklokje), Hyacinthoides non-scripta (wilde hyacint), Ornithogalum.
– bij vijvers, natte groenstroken
Fritillaria meleagris, Arum italicum, Leucojum, Camassia
– in bermen en gazon
Crocus, Chionodoxa, Galanthus, Scilla en vroegbloeiende narcissen.

Aantallen per m2Aantallen per m²
Het aantal bloembollen per m² is sterk afhankelijk van het type beplanting dat u voor ogen heeft. Wij hebben voor u de gemiddelde aantallen voor een paar hoofdproducten per type beplanting in kaart gebracht.

Bestellen
Nu locatie en assortiment bekend zijn kan met behulp van de aantallen per m2 een bestellijst gemaakt worden. De bloembollenleverancier heeft de bestellijst het liefst al in het voorjaar! De inkoop start immers al als de bollen nog op het veld staan te bloeien.
Op tijd besteld voorkomt teleurstellingen als de bloembollen in het najaar geleverd worden. Maak betreffende de leveringsperiode goede afspraken. Voorkom dat de bloembollen te lang opgeslagen moeten worden voordat ze de grond in gaan.

Bij aankomst
Bloembollen voor tuin- en parkgebruik zijn bij aankomst gereed om geplant te worden. De bloembollen moeten na aankomst onmiddellijk in een koele, droge, donkere, goed geventileerde ruimte opgeslagen worden. De beste temperatuur is tussen 17 en 20°C. Open de dozen en zet ze niet strak tegen elkaar. Als de bewaring een aantal weken duurt dan is het verstandig een ventilator voor luchtverplaatsing te gebruiken.
Per product zijn er nog meer specifieke instructies voor bewaarwijze en temperaturen. Deze zijn van belang indien de bollen voor een langere periode bewaard moeten worden.
• Genoemde temperaturen zijn voor de bewaarperiode tot planttijd, uiterlijk half december (in ieder geval voor de vorst).
• Droog en luchtig betekent een geventileerde ruimte en verpakking.
• Bloembollen die beschermd moeten worden tegen uitdrogen zijn over het algemeen al verpakt met een vulstof om uitdrogen te voorkomen.
• Besteed veel aandacht aan luisbescherming.
• R.V. = Relatieve luchtvochtigheid