Roscoea is familie van de Zingiberaceae
Populaire naam: Gember orchidee
Bloemkleur: purper, blauw, geel, wit en paars - Bloeiperiode: juli – september
Plantdiepte: 10 cm - Plantafstand: 15 - 20 cm - Planthoogte: 25 - 50 cm
Toepassingen: border, rotstuin, potterie en orangerie
NAAM EN HERKOMST ROSCOEA
Ze komt oorspronkelijk uit de Himalaya, India, Nepal en China en er zijn 18 soorten bekend, waarvan maar een aantal in cultuur zijn. Ze is vernoemd naar William Roscoe, een Engelse bankier en botanicus en stichter van de botanische tuin van Liverpool in 1802. Er zijn soorten gevonden die tot op een hoogte van 4000 meter groeien. Het geslacht is lid van de gemberfamilie (Zingiberaceae), vandaar de naam gember orchidee.
KLEUREN EN VORMEN ROSCOEA
Ze heeft orchidee-achtige bloemen in purper, blauw, geel, wit en paars op een lange stengel. De bloemen hebben een helmvormige bovenkroon met daaronder een brede onderlip. De onderlip is rondachtig van vorm. Ze heeft 2 tot 4 bloemen per stengel en ze heeft lancetvormige tot ovale bladeren. De knol lijkt op die van een dahlia, maar dan kleiner en de bladeren doen denken aan een miniatuur suikermais met de bloem aan de top.
ROSCOEA KOPEN
Koop stevige, gezonde, grote knollen. Koop nooit knollen die zacht aanvoelen, beschimmelde of rotte plekken hebben, met vlekken of groene uitlopers of verschrompeld zijn. Koop ook geen beschadigde knollen want deze zijn gevoelig voor schimmels. Grote knollen geven stevige lange stengels met grotere en/of meer bloemen. Meer kooptips.
ROSCOEA PLANTEN
Plant ze in het voorjaar op een plek in de zon tot halfschaduw in voedzame, humusrijke, vochtige maar doorlaatbare grond. Vermijd te veel vocht in de winter. Dek ze de eerste winter na het aanplanten af met een flink pak blad, daarna alleen in strenge winters. De knollen kunnen ook in een pot geplant worden. Ze zijn dan wel gevoeliger voor vorst. Haal de potten naar binnen bij de eerste nachtvorst en plaats ze in een vorstvrije koele ruimte. De knollen zijn in rust en kunnen de hele winter in de pot blijven. Zodra de kans op nachtvorst is geweken, kunnen de potten naar buiten. Meer planttips.
VERZORGING ROSCOEA
In het voorjaar voorzien van compost en tijdens het groeiseizoen regelmatig mest. In de zomer regelmatig water geven. Als de groei na enkele jaren stagneert, de knollen opgraven, de grond verbeteren en weer planten. In het najaar sterven de bovengrondse delen van de plant af. De knollen kunnen jarenlang op dezelfde plaats blijven staan. Meer verzorgingstips.
VERMEERDERING ROSCOEA
Ze wordt vermeerderd door scheuren (in de winter) en zaad. Zaad kan het beste vers worden gezaaid, meestal ontkiemt het gemakkelijk. Meer vermeerderingstips.
ROSCOEA OP DE CATWALK EN HET TUINPALET
Combineert mooi met Gunnera, Rodgersia, Hedychium, Darmera, Musa, Persicaria, Petasites.
CULTIVARS ROSCOEA
R. alpina*: een kleine soort met paarse bloemen die gemakkelijk kan worden gekweekt en vrij kan worden gezaaid.
R. auriculata*: wordt 30-50 cm hoog en heeft een korte wortelstok waaraan bolachtige wortels zitten. Bloeit in licht gele, witte tot purperen bloemen.
R. australis: kleine paarse / mauve bloemen vergelijkbaar met alpina maar heeft bredere en kortere bladeren.
R. beesiana*: een krachtige hybride tussen auriculata en cautleyoides met violette strepen.
R. capitate: diep paars.
R. cautleyoides*: bloeit in zwavelgele bloemen en wordt 25-30 cm hoog. Nieuw plantmateriaal uit China is echter ook paars of wit.
R. forrestii: kleine, gele of paarse bloemen.
R. ganeshensis: een recent ontdekte soort uit Nepal. Paarse bloemen met een smal kroonblad in een blekere kleur dan de rest van de bloem.
R. humeana: bloeit in tros met 4-8 zeer grote bloemen en wordt 15-30 cm hoog. Ze is meestal paars, maar gele, crème en witte vormen komen voor.
R. praecox: een nieuwe soort verzameld op de Alpine Garden Society China Expedition, bloeit paars met maximaal zes witte lijnen op de basis van het labellum.
R. purpurea*: ze werd beschreven in 1806 en komt oorspronkelijk uit de Himalaya. Het is een laag groeiende vorm met een bleke violet roze bloem. Variëteit ‘Brown Peacock’ heeft bladeren die aan de achterkant bruin gestreept zijn. ‘Red Gurkha’ bloeit rood.
R. scillifolia: dit is de kleinste van het geslacht dat iets meer dan enkele centimeters groot wordt. De bloemen kunnen roze, paars of wit zijn.
R. schneideriana: dorsale is bleekroze -paars, de rest van de bloem een donkerder violet-paars.
R. tibetica: een kleine soort met typisch donkerpaarse bloemen, die ook kan variëren van violet tot paars, roze of wit.
R. tumjensis: donkerpaars vergelijkbaar met humeana met labellum groter dan het dorsale bloemblad.
R. wardii: paarse bloemen.
De soorten met een * zijn in Nederland te koop.