Moraea is familie van de Iridaceae
Populaire naam: Kaapse tulp
Bloemkleur: geel, oranje, lila, wit, paars, roze - Bloeiperiode: mei – september
Plantdiepte: 6 - 8 cm - Plantafstand: 7 - 8 cm - Planthoogte: 10 - 45 cm
Toepassingen: border, potterie
NAAM EN HERKOMST MORAEA
Moraea is een enorm geslacht van meer dan 220 soorten waarvan een groot deel niet wordt gecultiveerd, maar nog wel in het wild voorkomt. Oorspronkelijk komt ze uit Afrika ten zuiden van de Sahara. Sommige groeien daar in de zomer, maar de meeste zijn wintergroeiend, en vele hebben paarse of gele bloemen die eruit zien als miniatuur baardloze irissen. Sommige staan bekend als "pauwenbloemen" omdat ze zeer fel gekleurde bloemen hebben met contrasterende hartjes. Carl Linnaeus heeft haar Moraea genoemd ter herdenking aan de vader van zijn vrouw, dr. Johan Moraeus.
In de handel wordt ze veelal nog verkocht onder de naam Homeria.
Ze is giftig voor vee en dat leidt in Zuid-Afrika tot aanzienlijke economische verliezen. De bladeren van sommige soorten kunnen giftig zijn en worden vermeden door schapen en runderen en kunnen zich vrij vermenigvuldigen. Sommige soorten worden gezien als onkruid en zijn niet welkom in Australië. In de Verenigde Staten worden vijf soorten in de Homeria-groep door de federale overheid geclassificeerd als “schadelijk onkruid”: M. collina, flaccida, miniata, ochroleuca en pallida. Het is illegaal ze te importeren of tussen de staten te vervoeren zonder een vergunning.
In 1998 werden door taxonomen diverse geslachten toegevoegd aan het genus Moraea:
Galaxia: korte planten met felgekleurde solitaire bloemen in wit, geel, oranje, roze, meestal met geel hart.
Hexaglottis: heeft lange, smalle, basale bladeren en een vertakte bloemstengel met gele, kortlevende, afgeplatte bloemen die naar boven gericht zijn.
Moraea gawleri Picture Nora Goosen
Moraea aristata Picture Nora Goosen
Moraea miniata Picture Nora Goosen
Moraea villosa Picture Nora Goosen
KLEUREN EN VORMEN MORAEA
Ze bloeit met aantrekkelijke grote bloemen in losse trossen aan dunne stengels. De bloem lijkt op een kleine baardloze iris en heeft grote witte, gele, roze, paarse, oranje of tweekleurige bloemen met zes redelijk gelijke bloemblaadjes. Ze heeft lange smalle basale bladeren, soms slechts één per knol. Hoewel de bloemen slechts een dag of twee bloeien, produceren sommige soorten bloemen over een lange periode.
Sommige soorten staan bekend als "Pauwenbloemen" omdat ze zeer fel gekleurde bloemen hebben met contrasterende hartjes.
MORAEA KOPEN
Koop gezonde, grote knollen. Koop nooit knollen die zacht aanvoelen, beschimmelde of rotte plekken hebben, met vlekken of groene uitlopers of verschrompeld zijn. Koop ook geen beschadigde knollen want deze zijn gevoelig voor schimmels. Grote knollen geven stevige lange stengels met grotere en/of meer bloemen. Meer kooptips.
MORAEA PLANTEN
Plant ze vanaf half maart in goed gedraineerde, humusrijke, matig vruchtbare grond op een beschutte zonnige plaats. Ze kunnen ook goed geplant worden in een pot. Meer planttips.
VERZORGING MORAEA
Ze heeft geen speciale verzorging nodig, maar ze is niet winterhard dus in de winter goed afdekken of de knollen opgraven en laten overwinteren op een koele vorstvrije plaats. De pot tijdens de winter op een vorstvrij plek plaatsen. Hoewel enkele soorten in de Verenigde Staten en Australië worden gezien als onkruid, is ze niet bijzonder agressief in de tuin. Zelfs niet in milde klimaten. Meer verzorgingstips.
VERMEERDERING MORAEA
Vermeerderen door broedknollen en zaden, die worden verspreid door wind, water en dieren. Zaai het zaad in een goed gedraineerd mengsel en laat de planten temperatuurschommelingen van warme dagen en koele nachten hebben. De meeste soorten verdragen lichte vorst, maar geen langdurige vorst. Afhankelijk van de soort kan het ontkiemen binnen drie weken gebeuren of wel drie jaar duren. De meeste soorten doen er drie jaar over om van zaad tot bloei te komen. Meer vermeerderingstips.
MORAEA OP DE CATWALK IN HET TUINPALET
Ze combineert mooi met Eremurus Cleopatra, Dahlia Café au Lait, Gladiolus Sochi, Iris Sky Fire, Begonia Samba kleurenmix.
CULTIVARS MORAEA
Soorten met een * zijn te koop in Nederland.
Moraea flaccida*: (syn. Homeria flaccida) heeft één blad en gele of zalmkleurige bloemen met een geel centrum en ze kan 30-60 cm hoog worden. Ze wordt aangetroffen in natte zandsteen en granieten hellingen en vlakten, vaak op natte plaatsen in de Noordwest- en Zuidwestkaap.
Moraea ochroleuca*: (syn. Homeria ochroleuca) is te vinden op rotsachtige zandstenen hellingen in het noordwesten en het zuidwesten van de Kaap en heeft gele, oranje of tweekleurige onaangenaam geurende bloemen. bloeit in geel, soms oranje en kan 35-75 cm hoog worden. Ze werd in 1807 geïntroduceerd.
Moraea sisyrinchium: (syn. Gynandriris sisyrinchium) is inheems in het Middellandse-Zeegebied, bloeit blauw en violet in mei en wordt tot 30 cm hoog. De bladeren van deze mooie bloemen zijn donkergroen, smal en ze krullen om. Ze is bekend onder de algemene naam Barbarijse noot en de knol is in het verleden gebruikt als voedselbron. De mooie bloemen zijn van korte duur: ze openen rond het middaguur, maar sluiten 's avonds weer en gaan de volgende dag niet meer open. Elke plant produceert wel een aantal bloemen.
Meer cultivars: M. acocksii, M. afro-orientalis, M. albicuspa, M. albiflora, M. algoensis, M. alpina, M. alticola, M. amabilis, M. amissa, M. angolensis, M. angulata, M. angusta, M. anomala, M. ardesiaca, M. aristata, M. aspera, M. atropunctata, M. australis, M. autumnalis, M. balundana, M. barkerae, M. barnardiella, M. barnardii, M. bella, M. bellendenii, M. bifida, M. bipartita, M. bituminosa, M. bolusii, M. bovonei, M. brachygyne, M. brevifolia, M. brevistyla, M. brevituba, M. britteniae, M. bubalina, M. bulbillifera, M. caeca, M. calcicola, M. callista, M. cantharophila, M. carnea, M. carsonii, M. cedarmontana, M. cedarmonticola, M. ciliata, M. citrina, M. clavata, M. collina, M. comptonii, M. contorta, M. cookii, M. cooperi, M. crispa, M. cuspidata, M. debilis, M. decipiens, M. deltoidea, M. demissa, M. deserticola, M. doleritica, M. dracomontana, M. eburnea, M. elegans, M. elliotii, M. elsiae, M. exiliflora, M. falcifolia, M. fenestralis, M. fenestrata, M. fergusoniae, M. filamentosa, M. fistulosa, M. flava, M. flavescens, M. flexicaulis, M. fragrans, M. fugacissima, M. fugax, M. fuscomontana, M. galaxia, M. galpinii, M. garipensis, M. gawleri, M. geminifolia, M. gigandra, M. gracilenta, M. graminicola, M. grandis, M. graniticola, M. hainebachiana, M. helicoidea, M. helmei, M. herrei, M. hesperantha, M. hexaglottis, M. hiemalis, M. huttonii, M. inclinata, M. inconspicua, M. incurva, M. indecora, M. insolens, M. intermedia, M. inyangani, M. iringensis, M. kamiesensis, M. kamiesmontana, M. karroica, M. knersvlaktensis, M. lazulina, M. lewisiae, M. lilacina, M. linderi, M. longiaristata, M. longiflora, M. longifolia, M. longipes, M. longistyla, M. loubseri, M. louisabolusiae, M. lugubris, M. lurida, M. luteoalba, M. macgregorii, M. macrantha, M. macrocarpa, M. macronyx, M. margaretae, M. marginata, M. marionae, M. marlothii, M. maximiliani, M. mediterranea, M. melanops, M. miniata, M. minima, M. minor, M. modesta, M. moggii, M. monticola, M. muddii, M. namaquamontana, M. namaquana, M. namibensis, M. nana, M. natalensis, M. neglecta, M. niassensis, M. nubigena, M. ogamana, M. orthrosantha, M. pallida, M. papilionacea, M. patens, M. pearsonii, M. pendula, M. petricola, M. pilifolia, M. polyanthos, M. polystachya, M. pritzeliana, M. pseudospicata, M. pubiflora, M. punctata, M. pyrophila, M. quartzicola, M. radians, M. ramosissima, M. reflexa, M. regalis, M. reticulata, M. rigidifolia, M. riparia, M. rivulicola, M. robusta, M. saldanhensis, M. saxicola, M. schimperi, M. schlechteri, M. serpentina, M. serratostyla, M. setifolia, M. simplex, M. simulans, M. singularis, M. spathulata, M. speciosa, M. stagnalis, M. striata, M. stricta, M. tanquana, M. tanzanica, M. teretifolia, M. textilis, M. thermarum, M. thomasiae, M. thomsonii, M. tortilis, M. tricolor, M. tricuspidata, M. trifida, M. tripetala, M. tulbaghensis, M. umbellata, M. unguiculata, M. unibracteata, M. unifoliata, M. upembana, M. vallisavium, M. vallisbelli, M. variabilis, M. vegeta, M. venenata, M. ventricosa, M. verdickii, M. verecunda, M. versicolor, M. vespertina, M. vigilans, M. villosa, M. virgata, M. viscaria, M. vlokii, M. vuvuzela en M. worcesterensis.