Herfstkrokus

Crocus kotschyanus

Herfstkrokus is familie van de Iridaceae  

Bloemkleur: wit, lila en blauw - Bloeiperiode: september- november en februari - april (voorjaarskrokus) 

Plantdiepte: 5 - 10 cm - plantafstand: 10 cm - planthoogte: tot 20 cm

Toepassing: borders, perken, rotstuin, onder berken, gebruik in huis, in gazon en potterie

NAAM EN HERKOMST HERFSTKROKUS

Er zijn 229 erkende soorten krokussen, waarvan ongeveer 30 soorten worden geteeld. In 1597 heeft John Gerard 11 soorten beschreven in zijn boek ‘General Historie of Plants gathered by John Gerard’. Ze komt voornamelijk uit de Balkan en Klein-Azië: een enkel soort komt voor in Centraal-Europa en Centraal-Azië. Haar natuurlijke habitats zijn rotsachtige alpenhellingen en bergweiden, evenals bosranden en kreupelhout. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee groepen krokussen: botanische krokussen, die zowel in het voorjaar als in het najaar bloeien en grootbloemige tuinkrokussen. Beide groepen omvatten vele soorten en rassen die opvallen door hun heldere kleuren. De meeste krokussen die je koopt zijn hybriden. Crocus is Grieks en Arabisch voor saffraan, een verwijzing naar de Crocus sativus waaruit het kruid saffraan wordt gewonnen. Sinds 1550 wordt ze in Nederland als sierplant geteeld. De legende gaat dat Krokus, een schone jongeling uit Arcadië tijdens het discuswerpen met zijn Olympische vriend, de god Hermes, dodelijk door zo’n stenen schijf werd geraakt en dat op de plaatsen waar zijn bloed neerkwam, paarse bloemen opkwamen, krokussen.
De herfstkrokus lijkt op het eerste gezicht op de herfsttijloos. Het voornaamste verschil is het aantal meeldraden: de herfstbloeiende krokus heeft er drie, de herfsttijloos zes.
Er zijn minder herfstrassen ontwikkeld, omdat de kwekers deze soorten minder interessant vinden om de telen.

KLEUREN EN VORMEN HERFSTKROKUS

De grote bloemen zijn bekervormig, als fijn geslepen glaasjes en staan te fonkelen in alle kleurnuances tussen zeer donkerblauw en alle metaalachtige glanzende, blauw violette tinten. Alle bloemen zijn donker geaderd met een oranjerode nerf, witte keel en witte meeldraden, geeloranje helmknoppen en een oranje stempel. De bladeren ontwikkelen zich veelal na de bloei. In de ochtend moeten de bloemen op temperatuur komen voordat ze zich openen.

Crocus knollen

KOPEN HERFSTKROKUS

Koop in juni-juli stevige, vlezige knollen. Koop nooit knollen die zacht aanvoelen, beschimmeld zijn of rotte plekken hebben, met vlekken of groene uitlopers of verschrompeld zijn. Koop ook geen beschadigde knollen want deze zijn gevoelig voor schimmels. Grote knollen geven stevige lange stengels met grotere en/of meer bloemen. Meer kooptips.

PLANTEN HERFSTKROKUS

Plant de knollen vanaf eind juli in goed doorlatende, losse, voedselrijke grond op een zonnige plaats of lichte schaduwplek of op een dun gazon onder of tussen hoge, niet al te dichte bomen waar ze gemakkelijk verwilderen. In het voor- en najaar hebben ze zon nodig, maar in de zomer geven ze de voorkeur aan lichte schaduw. Vermeng bij zware grondsoorten de grond met zand of grind. Ze kan op vrijwel iedere plaats in de tuin geplant worden, maar doet het ook prima in een pot voor op het balkon of terras. Meng wat rijpe compost of beendermeel door de aarde in het plantgat. Plant ze bij voorkeur groepsgewijs. Muizen knagen graag aan pas geplante krokusknollen. Effectieve bescherming bieden plantmandjes. In het eerste jaar na het planten bloeien de krokussen iets later. Als de planten de navolgende jaren minder goed bloeien, kunnen ze worden gedeeld: na het vergelen van de bladeren, de knollen opgraven, delen en direct weer planten. Meer planttips.

VERZORGING HERFSTKROKUS

Ze stellen vrijwel geen eisen en hebben nauwelijks verzorging nodig. Meng na het planten wat mest in de grond, let daarbij op de knol niet te beschadigen. Geef als het in de zomer droog is, de krokus water. Bescherm de bloemen tegen sterke wind en vroege sneeuwval door er een kartonnen doos of een mandje overheen te zetten. Laat in het voorjaar de bladeren afsterven. Meer verzorgingstips.

VERWILDERING HERFSTKROKUS

Crocus plus broedbol

Aan de bovenkant van de krokusknol groeien in de herfst nieuwe knolletjes, ook wel broedknolletjes genoemd. In de lente ontstaan hieruit nieuwe krokussen. Het eerste jaar onttrekken ze hun energie aan de moederknol. Ze ontwikkelen dan al wel wortels. Door de trekwortels worden de nieuwe knolletjes in de zomer de grond ingetrokken tot dezelfde diepte als de oude knol. Snij de bladeren nooit af anders bloeien ze het volgende jaar niet. Grote pollen kunnen in de herfst opgegraven worden, verdeeld en herplant worden. Vermeerder botanische krokussen bij voorkeur door zaad. Gebruik zaaiaarde, dek het zaad dun af met zand en houd het gelijkmatig vochtig. Botanische krokussen hoeven niet te worden gedeeld. Het duurt 3 tot 5 jaar voordat uit het zaad een nieuwe krokus groeit. Het zaad wordt verspreid door mieren. Het kan dus voorkomen dat er een krokus bloeit op een plek waar de knol niet geplant is. Wacht tot ze is uitgebloeid en het loof vergeeld om haar te verplanten naar een andere plek in de tuin. Schep haar ruim uit om de wortels niet te beschadigen. Meer verwilderingstips.

HERFSTKROKUS OP DE CATWALK IN HET TUINPALET

Ze combineert mooi met andere lage soorten zoals herfstcyclaampjes, het witte herfstklokje (Leucojum autumnale) of bodembedekker. Als ze in de lente overschaduwd wordt, ontwikkelt het blad zich minder goed.
Op een schaal, zonder water en aarde, ontwikkelt ze zich ook. Leuk als decoratie.

CULTIVARS HERFSTKROKUS

Cultivars met een * zijn te koop in Nederland.

Crocus banaticus Picture Jānis Rukšāns

Crocus autumnalis*: (syn. = C. serotinus) groeit op verschillende plaatsen in Spanje, Portugal en Noord-Afrika en wordt ook wel de Spaanse krokus genoemd. De kleuren zijn variabel, ze wordt 15 cm hoog en sommige van de variëteiten staan bekend als zeer goede krokussen.

Crocus banaticus*: uit Roemenië, heeft lange buisvormige violette bloemen die bloeien voordat de bladeren komen.

Crocus cancellatus Picture www.viranatura.com

Crocus biflorus*: (betekent meerbloemig) wordt ook wel de Schotse krokus genoemd en komt uit de Balkan, Zuid-Oekraine en Turkije. Ze bloeit wit lila met purperen strepen aan de buitenkant en wordt 7-10 cm hoog.  De ‘Tauri’ is violetblauw met een gele keel.

Crocus cancellatus*: komt uit Zuid-Turkije, West-Syrië, Libanon en Noord-Israël, wordt 7 – 10 cm hoog en bloeit in licht lilablauw met donkerder streepjes. De knolletjes zijn eetbaar. In Klein-Azië, o.a. Syrië worden ze verkocht als wortelgroenten: Hursinein.

Crocus cartwrightianus Picture John Lonsdale, Edgewood Gardens

Crocus cartwrightianus*: is inheems in Griekenland en de Cycladen en bloeit in de herfst nadat de bladeren zijn gevormd. Ze wordt ook wel de wilde saffraankrokus genoemd en ze wordt 5 – 10 cm hoog. Per knol bloeit ze met meerdere bloemen in lila tot wit met donkere aderen. Ook ’s nachts blijven de bloemen geopend. Ze werd door W. Herbert vernoemd naar zijn vriend Mr. Cartwright, die aan het begin van de 19e eeuw in dienst was van het Britse consulaat in Istanbul. Cartwright stuurde knollen naar Herbert vanuit het eiland Tenos. Er wordt gedacht dat dit de bron is van de steriele triploïde Crocus sativus, of gecultiveerde saffraan. Het is echter een kleinere plant. De ‘Albus’ bloeit wit.

Crocus goulymii Picture Erna

Crocus clusii*: uit Portugal en Spanje, bloeit in lila tinten tegelijk met de bladeren op open plaatsen tussen dun struikgewas of dennenbossen.

Crocus goulimyi*: is inheems in Griekenland, waar ze groeit in olijfgaarden en onder vijgenbomen. Ze bloeit met de bladeren in de herfst in lila met een wit hart of wit en wordt 10 cm hoog. In 1954 vond Dr. C.N. Goulimy deze krokus die in 1975 naar hem werd vernoemd. Variëteit ‘Mani White’ bloeit zuiver wit.

Crocus karduchorum Picture Kris De Raeymaeker

Crocus hyemalis: (betekent behorende tot de winter) groeit in Israël, Palestina en Syrië in wit met lila strepen aan de binnenkant en een gele keel. In koude klimaten heeft ze enige bescherming nodig.

Crocus karduchorum*: komt uit het zuidoosten van Turkije waar ze groeit op hellingen in loofbos en struikgewas. Ze bloeit in lila met vele lange witte stijlen.

Crocus kotschyanus ssp. kotschyanus Picture John Lonsdale, Edgewood Gardens

Crocus kotschyanus*: is inheems van Turkije naar Libanon, wordt 10-12 cm hoog en bloeit lila met diepgele blos aan de basis van de bladeren.  Ze werd op 1150 m hoogte gevonden door H. Kendorff en E. Pasche in Hatay, Turkije en vernoemd naar Th. Kotschy, een Oostenrijkse botanist. Ze verwildert snel, ze is een zelf-zaaier. Zonder speciale behandeling kan ze op bakjes met grind en zelfs als droogbloeier (in oktober in een koele kamer) tot bloei worden gebracht. De ‘Albus’ bloeit wit.

Crocus laevigatus

Crocus laevigatus*: (betekent glad) uit Griekenland en Cycladen, wordt ook wel kerstkrokus genoemd omdat ze dan bloeit. Ze heeft 1 tot 4 geurende witte tot lila-violette bloemen met een diepgele zone, 3 lilastrepen op de buitenkant en ze wordt 10-15 cm hoog. De bladeren verschijnen samen met de bloemen. Ze is in 1838 beschreven en bloeit door tot maart/april. Variëteit 'Fontenayi' is geurig, lila purper gestreept. Ze heeft witte helmknoppen en een oranje stigma.

Crocus ligusticus*: uit Noordwest-Italië tot de Alpen in Zuidoost-Frankrijk. Ze wordt 10-12 cm hoog en bloeit in lila purper.

Crocus longiflorus: is zoetgeurend uit Zuid- Italië en Malta en bloeit in lila roze.

Crocus mathewi Picture www.viranatura.com

Crocus mathewii: komt uit Zuid-Turkije, het Taurus gebergte, is in 1994 door de krokus goeroe Brian Mathew ontdekt, bloeit wit met een paarse keel en de stempel ruikt naar saffraan. Variëteit ‘Dream Dancer’ bloeit parelmoer paars.

Crocus melantherus*:  bloeit wit tot lilablauw, soms gestreept aan de buitenkant.

Crocus niveus: uit Zuid-Griekenland, wordt 15 cm hoog en heeft grote bloemen meestal in wit, soms lila of meerkleurig.

Crocus ochroleucus Picture John Lonsdale, Edgewood Gardens

Crocus nudiflorus: (betekent naaktbloeiend) (syn. = C. medius) uit de Pyreneeën en wordt 10 cm hoog.  Ze heeft purperviolet bloemen en is in 1798 beschreven. Soms bloeit ze al eind augustus. De bladeren verschijnen na de bloei.

Crocus ochroleucus*: is inheems in Syrië, Libanon en Israël waar ze groeit in rotsachtige heuvels. Ze wordt 10 cm hoog en bloeit in wit met een gele basis.  Ze produceert veel bijbollen en verwildert dus snel.

Crocus pulchellus Picture Mary Sue Ittner

Crocus pallasii: uit Turkije, sterk geurend bloeiend met zilverachtige lila bloemen tot laat in de winter.

Crocus pulchellus*: (betekent fraai/aardig) uit de Balkan en Turkije is in 1670 beschreven. Ze wordt 10-15 cm hoog en bloeit zacht lila met een gele keel. Variëteit ‘Zephyr’ bloeit wit met een parelgrijze zweem aan de buitenkant. De bladeren verschijnen na de bloei.

Crocus salzmannii Picture Steve Garvie

Crocus salzmannii*: uit Noord-Afrika en Spanje waar ze groeit op open plaatsen, gras- of rotsachtig gebieden in struikgewas en dun bos. Ze bloeit in schakeringen van lila of paars soms donkerder geaderd.

Crocus sativus*: is de bron van het kruid saffraan. Ze is violet-paars donker gestreept. Ze is steriel en neemt alleen toe met knollen. Lees HIER meer over dit soort.

 

Crocus speciosus Picture www.fleurs-des-montagnes.net

Crocus speciosus*: (betekent opvallend/fraai) is een herfstbloeiende soort die afkomstig is uit Turkije, de Kaukasus en Iran, waar ze groeit in bossen en open heuvels met koude winters en warme, soms regenachtige (maar nooit drassige) zomers. De bloemen verschijnen voor de bladeren en zijn lila-paars tot diep blauw-paars met donkerder aderen en gele helmknoppen. De groene blaadjes ontwikkelen zich in de lente. Ze wordt 10-15 cm hoog en is beschreven in 1808. Variëteit ‘Albus’ bloeit wit met een oranje keel, ‘Oxonian’ heeft grote intensief blauwe bloemen.

Crocus thomasii: uit Zuid-Italië, Servië, Kroatië waar ze groeit op rotsachtige berghellingen tot 1000 m. Ze bloeit lila met een zachtgele keel, geurt naar honing en wordt 10-15 cm hoog.

Meer cultivars crocus: C. abantensis*, C. abracteolus, C. adami*, C. adamioides, C. adanensis, C. aerius, C. akdagensis, C. akkayaensis, C. alatavicus, C. albocoronatus, C. aleppicus, C. alexandri*, C. almehensis, C. antalyensioides, C. antalyensis, C. antherotes, C. archibaldiorum, C. arizelus, C. armeniensis, C. artvinensis, C. asumaniae, C. athous, C. atrospermus, C. atticus*, C. autranii, C. babadagensis, C. balansae*, C. baytopiorum*, C. berytius, C. beydaglarensis, C. bifloriformis, C. boissieri, C. bolensis, C. boryi, C. boulosii, C. bowlesianus, C. brachyfilus, C. brickellii, C. caelestis, C. calanthus, C. cambessedesii, C. candidus, C. caricus, C. carpetanus, C. caspius, C. coloreus, C. concinnus, C. crewei, C. cvijicii*, C. cyprius, C. dalmaticus*, C. damascenus, C. danfordiae, C. danubensis, C. demirizianus, C. dilekyarensis, C. dispathaceus, C. duncanii, C. duplex, C. fauseri, C. fibroannulatus, C. filis-maculatis, C. fritschii, C. gargaricus, C. geghartii, C. gembosii, C. georgei, C. gilanicus, C. gotoburgensis, C. graveolens, C. gunae, C. hadriaticus*, C. hartmannianus, C. haussknechtii, C. hellenicus, C. henrikii, C. hermoneus, C. heuffelianus*, C. hittiticus, C. hybridus, C. hyemalis, C. ibrahimii, C. ilvensis, C. incognitus, C. ionopharynx, C. iranicus, C. isauricus, C. jablanicensis, C. jessoppiae, C. kangalensis, C. karamanensis, C. kartaldagensis, C. katrancensis, C. kerndorffiorum, C. kofudagensis, C. kurdistanicus, C. lazicus, C. leichtlinii, C. leonidii, C. leucostylosus, C. luteus*, C. lyciotauricus, C. lycius, C. lydius, C. macedonicus, C. malatyensis, C. marasensis, C. mawii, C. mazziaricus, C. mediotauricus, C. mersinensis, C. michelsonii, C. micranthus, C. minutus, C. moabiticus, C. mouradi, C. muglaensis, C. multicostatus, C. munzurense, C. musagecitii, C. mysius, C. naqabensis, C. neapolitanus, C. neglectus, C. nerimaniae, C. nevadensis, C. nivalis*, C. novicii, C. nubigena, C. oreocreticus, C. oreogenus, C. orphei, C. pamphylicus, C. paschei, C. paulineae, C. pelistericus, C. pelitensis, C. pestalozzae, C. ponticus, C. pseudonubigena, C. pulchricolor, C. pumilus, C. punctatus, C. puringii, C. rechingeri, C. reinhardii, C. reticulatus, C. rhodensis, C. robertianus, C. romuleoides, C. rujanensis, C. sakaltutanensis, C. sakariensis, C. salurdagensis, C. scardicus, C. scharojanii, C. schneideri, C. siculus, C. sieheanus, C. simavensis, C. sivasensis, C. sozenii, C. stevensii, C. striatulus, C. stridii, C. suaveolens, C. suworowianus, C. tahtaliensis, C. taseliensis, C. tauri, C. tauricus, C. thirkeanus, C. thracicus, C. tournefortii, C. uschakensis, C. vaclavii, C. vallicola, C. variegatus, C. veneris, C. vitellinus*, C. wattiorum, C. weldenii*, C. xanthosus, C. yakarianus, C. yaseminiae, C. yataganensis, C. zetterlundii en C. ziyaretensis.