Krokus

Crocus

Krokus is familie van de Iridaceae  

Latijns/wetenschappelijke naam: Crocus  

Bloemkleur: geel, wit, paars, gestreept en brons - Bloeiperiode: februari – maart en september – oktober (Herfstkrokus)

Plantdiepte: 5 - 10 cm - Plantafstand: 5 - 10 cm - Planthoogte: tot 20 cm

Toepassingen: borders, gazon, rotstuin, onder bomen en heesters, potterie, openbaar groen en voor gebruik binnen  

NAAM EN HERKOMST KROKUS

Er zijn 229 erkende soorten krokussen, waarvan ongeveer 30 soorten worden geteeld. In 1597 zijn in het boek ‘General Historie of Plants gathered by John Gerard’ 11 soorten beschreven. Ze werd door de Vlaming Ogier van Busbeke naar Nederland gebracht mid 16e eeuw. Ze komt voornamelijk uit de Balkan en Klein-Azië: een enkel soort komt voor in Centraal-Europa en Centraal-Azië. Haar natuurlijke habitats zijn rotsachtige alpenhellingen en bergweiden, evenals bosranden en kreupelhout. Er wordt onderscheid gemaakt tussen twee groepen krokussen: botanische krokussen, die zowel in het voorjaar als in het najaar bloeien en grootbloemige tuinkrokussen. Beide groepen omvatten vele soorten en rassen die opvallen door hun heldere kleuren. Vooral de botanische krokussen zijn zeer aantrekkelijk voor bijen. De meeste krokussen die gekocht kunnen worden zijn hybriden. Crocus is Grieks en Arabisch voor saffraan, een verwijzing naar de Crocus sativus waaruit het kruid saffraan wordt gewonnen. Sinds 1550 wordt ze in Nederland als sierplant geteeld. De legende gaat dat Krokus, een schone jongeling uit Arcadië tijdens het discuswerpen met zijn Olympische vriend, de god Hermes, dodelijk door zo’n stenen schijf werd geraakt en dat op de plaatsen waar zijn bloed neerkwam, paarse bloemen opkwamen, krokussen.

KLEUREN EN VORMEN KROKUS

De krokus heeft geurige bloemen in heldere kleuren, zoals wit, geel en blauwviolet in alle schakeringen. Een aantal soorten en rassen heeft zacht gestreepte bloemen. De trechtervormige bloemen zitten op korte stengels. Ze heeft zes gelijkvormige bloemblaadjes in twee cirkels. De bladeren zijn lang, smal, grasachtig met een lichte middenstreep en lopen spits toe. Het gebladerte verschijnt voor of samen met de bloem. De bloemen van de botanische soorten (afgeleid van Crocus chrysanthus) zijn kleiner en teerder dan die van tuinkrokussen en ze bloeien al vroeg in februari. Mussen en merels hebben een voorliefde voor de gele krokus.

SYMBOLIEK KROKUS

De krokus staat symbool voor de lente, nieuw begin, blijdschap en kwets me niet. Een tuiltje krokussen betekent dat u uw lief niet moet misbruiken, ze bloeit alleen maar als de zon schijnt. Ze is de bloem van Aurora, de dageraad, zoals het de kleur weergeeft van het vroegste morgenlicht die de bloem omstraalt met een gouden vonk. Crocus vernus staat symbool voor dat u uw lief niet moet misbruiken, als embleem van ongeduld en jeugdige blijheid en is teken van hoop en vriendschap in tegenspoed.

Crocus knollen

KROKUS KOPEN

Koop in het najaar stevige, gezonde, grote knollen. Koop nooit knollen die zacht aanvoelen, beschimmeld zijn of rotte plekken hebben, met vlekken of groene uitlopers of verschrompeld zijn. Koop ook geen beschadigde knollen want deze zijn gevoelig voor schimmels. Grote knollen geven stevige lange stengels met grotere en/of meer bloemen. Meer kooptips.

KROKUS PLANTEN

Plant de knollen in de herfst in goed doorlatende, voedselrijke grond op een zonnige plaats of lichte schaduwplek of op een dun gazon onder of tussen hoge, niet al te dichte bomen waar ze gemakkelijk verwilderen.  Vermeng bij zware grondsoorten de grond met zand of grind. Plant ze vóór de eerste vorst. Dek na het planten de knollen met bladeren af; deze zorgen voor voedingsstoffen. De krokus kan op vrijwel iedere plaats in de tuin geplant worden, maar doet het ook prima in een pot voor op het balkon of terras. Meng wat rijpe compost of beendermeel door de aarde in het plantgat. Plant ze bij voorkeur groepsgewijs. Muizen knagen graag aan pas geplante krokusknollen. Effectieve bescherming bieden plantmandjes. In het eerste jaar na het planten bloeien de krokussen iets later. Als de planten de navolgende jaren minder goed bloeien, kunnen ze worden gedeeld: na het vergelen van de bladeren, de knollen opgraven, delen en direct weer planten. Meer planttips.

VERZORGING KROKUS

Ze stellen vrijwel geen eisen en hebben nauwelijks verzorging nodig. Bescherm ze met behulp van windvaantjes tegen de merel en de mus die graag aan gele krokussen pikken. Bij lang aanhoudende droogte water geven. Is ze in het gras geplant, maai dan niet totdat het blad is verdord. Meer verzorgingstips.

VERWILDERING KROKUS

Crocus plus broedbol

Aan de bovenkant van de krokusknol groeien in de herfst nieuwe knolletjes, ook wel broedknolletjes genoemd. In de lente ontstaan hieruit nieuwe krokussen. Het eerste jaar onttrekken ze hun energie aan de moederknol. Ze ontwikkelen dan al wel wortels. Door de trekwortels worden de nieuwe knolletjes in de zomer de grond ingetrokken tot dezelfde diepte als de oude knol. Snij de bladeren nooit af anders bloeien ze het volgende jaar niet. Grote pollen kunnen in de herfst opgegraven worden, verdeeld en herplant worden. Vermeerder botanische krokussen bij voorkeur door zaad. Gebruik zaaiaarde, dek het zaad dun af met zand en houd het gelijkmatig vochtig. Botanische krokussen hoeven niet te worden gedeeld. Het duurt 3 tot 5 jaar voordat uit het zaad een nieuwe krokus groeit. Het zaad wordt verspreid door mieren. Het kan dus voorkomen dat er een krokus bloeit op een plek waar de knol niet geplant is. Wacht tot ze is uitgebloeid en het loof vergeeld om haar te verplanten naar een andere plek in de tuin. Schep haar ruim uit om de wortels niet te beschadigen. Meer verwilderingstips.

KROKUS OP DE CATWALK IN HET TUINPALET

Ze combineert mooi met andere voorjaarsbloeiende bloembollen zoals Scilla, Galantus, Cyclamen en Tulipa humilis. Een lentetuin zonder krokus mist de bindende factor tussen het gevallen blad en het ontluikende groen.

KROKUS ALS MODEL VOOR DE DICHTER

Uit Magdalen Walks van Oscar Wilde

And all the woods are alive with the murmur and sound of Spring,
And the rose-bud breaks into pink on the climbing briar,
And the crocus-bed is a quivering moon of fire
Girdled round with the belt of an amethyst ring.

CULTIVARS KROKUS

Binnen de groep van voorjaarsbloeiende krokussen kan er onderscheid worden gemaakt tussen de botanische soorten en de grootbloemige tuinkrokussen. Botanische krokussen hebben kleinere bloemen en bloeien reeds vroeg in februari. Tuinkrokussen bloeien later. Soorten met een * zijn te koop in Nederland.

Botanische krokus

Crocus ancyrensis Picture Réginald Hulhoven

Crocus ancyrensis*: (betekent ‘van Ankara’) uit Centraal Turkije waar ze groeit in eiken-, sparren en dennenbossen en op rotsachtige bodems op open plekken in de bergen. Ze kan tussen de 18 en 24 geurende gele bloemen per knol tellen, is goed winterhard en aantrekkelijk voor bijen. Ze wordt 6-10 cm hoog.‘Golden Bunch’ is geel en meer bloeiend.

Crocus angustifolius*: (betekent smalbladig) is diep goudgeel met aan de buitenkant een donkere tekening en wordt 10 cm hoog. Ze wordt ook wel Goudlakense krokus genoemd. Ze komt uit Zuid-Oekraïne en groeit op hellingen, in struikgewas en jeneverbesbossen. Variëteit ‘Bronze Form' is een sterk gemarkeerde hybride.  

Crocus chrysanthus 'Ard Schenk'

Crocus chrysanthus*: (betekent goudbloemig) wordt ook wel sneeuwkrokus genoemd omdat ze zo vroeg in het jaar bloeit, maar ook goudkrokus. Ze kan per knol tot tien gele stervormige bloemen voortbrengen, maar de hybriden (wel 90 cultivars) bloeien in diverse kleuren, ook meerkleurig. De smalle grasachtige bladeren hebben een witte streep in het midden. Ze gedijt op elke zonnige standplaats en wordt 25 cm hoog. De zuivere soort is afkomstig uit de Balkan en Turkije en werd in 1843 geïntroduceerd.  Enkele variëteiten: ‘Advance’, bloeit tweekleurig in lila, romig wit en een likje geel, 'Goldilocks' diepgeel met purperbruine voet, 'Ard Schenk' wit, ‘Blue Pearl’ lichtblauw, ‘Cream Beauty’ crème geel, ‘Prins Claus’ blauw met wit. 

Crocus corsicus

Crocus corsicus*: (betekent van Corsica) groeit op Corsica op steenachtige en grasvlaktes in de Bergen. De binnenkant is licht tot donkerpaars, de buitenkant geel met soms 3 violette streepjes en een keel in wit/zacht lila. Variëteit ‘Early Gold’ is goudgeel met purperen strepen.

Crocus etruscus 'Zwanenburg' Picture Réginald Hulhoven

Crocus etruscus*: uit de bossen in Noordwest-Italië, is in 1876 beschreven en wordt ook wel Toscaanse krokus genoemd. Ze is lavendelblauw gestreept. De ‘Rosalind’ bloeit zilverkleurig met violet, soms tegen blauw aan en ‘Zwanenburg’ lila.

Crocus fleischeri Picture John Lonsdale, Edgewood Gardens

Crocus fleischeri*: uit Zuidwest-Turkije. Ze is ontdekt door Franz von Fleischer in 1827, geurt en heeft stervormige blauwe bloemen met grijze streepjes op de buitenzijde en een gele keel.  

Crocus imperati spp. imperati Picture Angelo Porcelli

Crocus imperati*: heeft grote geurende bloemen en komt uit Italië (Lazio en Campania). Ze bloeit violet aan de binnenkant en crèmekleurige aan de buitenkant met violette strepen en wordt 5-10 cm hoog. Ze is in 1840 beschreven door F. Imperato een Italiaanse apotheker en botanist uit Napels. De ‘De Jager’ bloeit blauw met een geel hart en een crème donker generfde buitenkant. Ssp. imperati is violet gestreept aan de binnenkant, ssp. suaveolens is aan de binnenkant violet en geel met violette strepen aan de buitenkant.

 

Crocus korolkowii

Crocus korolkowii*: groeit in het wild in een gebied dat zich uitstrekt van Pakistan tot Rusland. Ze is ontdekt door generaal Korolkov in 1880 en bloeit goudgeel met donkerrode of paarse strepen aan de buitenkant. De ‘Golden Nugget’ is goudgeel met een zweem van brons, de ‘Kiss of Spring’ is goudgeel.

 

Crocus malyi Picture Mary Sue Ittner

Crocus kosaninii: komt uit Zuid-Servië en is vernoemd naar de botanicus prof. N. Kosanin. ‘April View’ is een Nederlandse hybride in zachtblauw met donkerder nerven aan de buitenkant.

Crocus malyi*: groeit op met gras begroeide rotsachtige plaatsen in de westelijke Balkan. Ze heeft lange witte bloemen met een gele keel en een feloranje stijl.

 

Crocus minimus Picture www.viranatura.com

Crocus minimus*: uit het zuiden van Corsica op hoogtes tot 700 meter, maar groeit op nog grotere hoogten op Sardinië. Ze bloeit van januari tot april in haar natuurlijke omgeving. Ze wordt slechts 4-7 cm hoog en bloeit violet met donkerder nerven. ‘Spring Beauty’ is aan de binnenkant lichtblauw en de buitenkant purperblauw met witte rand, ‘Bavella’ is wit.

Crocus olivieri spp. balansae Picture John Lonsdale, Edgewood Gardens

Crocus olivieri*: is vernoemd naar plantkundige Guillaume Olivier, die haar op een eiland in de Egeïsche Zee verzamelde. Ze komt ook voor in de Balkan, Griekenland, Bulgarije, Roemenië en Turkije. Ze bloeit geel. ‘Orange Monarch’ bloeit oranje geel en ‘Zwanenburg’ goudgeel. Subsp. balansae komt uit West Turkije waar ze is ontdekt door de Franse botanicus Benjamin Balansae. Ze is donkeroranje/geel met een zweem van chocoladebruin tot brons aan de buitenkant.

Crocus sieberi ssp sublimus tricolor

Crocus sieberi*: het hart van de lila bloemetjes is warm geel en wordt omringd door een helderwitte rand en verwildert goed. Ze komt oorspronkelijk uit de Balkan en Kreta en wordt 4-10 cm hoog. Er zijn 3 ondersoorten. Subspecies atticus (lilablauw) en sieberi (wit met lila) zijn kleiner en sublimis (blauwlila) groeit in de bergen, vaak in de buurt van smeltende sneeuw. De soort werd beschreven door de Franse botanicus Jacques Gay in 1831 uit specimens verzameld door de Oostenrijkse botanicus Franz Sieber op Kreta. De knollen zijn eetbaar en smaken naar hazelnoten. Enkele variëteiten: 'Bowles White', 'Hubert Edelsten' is lilapurper met wit/geel hart, ‘Firefly’ is violetroze.

Crocus tommasinianus Picture Réginald Hulhoven

Crocus tommasinianus*: heeft zacht lila bloemen, wordt 20 cm hoog en is inheems in Zuidoost-Europa, waar ze groeit in bossen en op schaduwrijke heuvels. Ze wordt ook wel boerenkrokus of elfenkrokus genoemd. Ze is in 1847  vernoemd naar (of door) de Oostenrijks-Hongaarse botanist Muzio Giuseppe Spirito de Tomasini. Ze zaait zich uit dus verwildert goed en heeft veel groen. In het verleden werd ze daarom veel op landgoederen en buitenverblijven geplant, ze is een stinzenplant. Knip om verwildering tegen te gaan de uitgebloeide bloemen weg zodat er geen zaad kan worden gevormd. In Nederland is ze zeldzaam, zie HIER. Enkele variëteiten: 'Ruby Giant' heeft grotere robijnpurper bloemen. 'Barr's Purple' bloeit violetroze, 'Whitewell Purple' purperviolet en ‘Albus’ wit. 

Crocus versicolor 'Picturatus' Picture Réginald Hulhoven

Crocus veluchensis: komt uit Bulgarije, Albanië en Griekenland en is donkerpaars met een witte keel. De ‘Alba’ is wit soms met een zweem van roze.

Crocus versicolor*: (betekent veranderende of verschillende kleuren) uit Zuid-Frankrijk en Noordwest-Italië groeit op steenachtige en met gras begroeide plaatsen en in open bosgebieden. De geurende bloemen zijn wit, paars of lila met een gele keel en donkerdere strepen aan de buitenkant. De buitensegmenten zijn zilverachtig en daarom wordt ze ook wel zilverlakense krokus genoemd. Ze is in 1794 beschreven.  De ‘Picturatus’ is wit paars gestreept.  

Tuinkrokus

De grootbloemige tuinkrokus ontbreekt in vrijwel geen enkele tuin. Ze bloeit wat later dan de kleinere botanische soorten. Het betreft hier kruisingen, waarin vooral Crocus vernus een groot aandeel heeft. Er zijn echter ook andere soorten gebruikt. De knollen zijn hazelnoot groot, min of meer bolvormig en hebben een bruine, vezelige schil. De bladeren verschijnen veelal pas na de bloei. Ze zijn grasachtig smal en het groene blad in het midden heeft een grijswitte streep in de lengterichting. De bloemkelken zijn bijzonder groot, ze hebben een buikachtige vorm en bereiken een hoogte van 5-10 cm. De verscheidenheid aan kleuren is groot, van wit en geel tot purper, lila en blauw. Daarnaast zijn er tweekleurige rassen. De planten bloeien in maart en april. Belangrijk voor de bloei in het volgende jaar is dat de bladeren in alle rust kunnen afsterven.

Crocus flavus Picture Mary Sue Ittner

Crocus flavus*: deze grootbloemige donker oranje gele krokus komt oorspronkelijk uit de Balkan en West-Turkije waar ze groeit in bossen en kreupelhout en wordt ook wel gele krokus genoemd. Ze wordt 8-10 cm hoog en heeft 4 gele of geeloranje stervormige bloemen. Als sinds de 17e eeuw is ze in cultuur.  De bloemen openen zich in de zon en sluiten zich in de avond. Ze is goed winterhard, verwildert snel en is aantrekkelijk voor bijen. De ‘Golden Yellow’ bloeit geel.

Crocus vernus 'Jeanne d'Arc'

Crocus vernus*: (betekent voorjaarsbloeiend) deze grootbloemige krokus komt voor in de gebergten van Midden- en Oost-Europa en groeit daar op allerlei grazige plaatsen. Ze is in 1785 beschreven en wordt 10 cm hoog. In de grond zit een stengelknol met vlezige schubben. In het voorjaar verschijnen tegelijkertijd bladeren en bloemen uit een witachtige schede. De hybriden zijn bekend als ‘Hollandse krokus’. Ze wordt door bijen en hommels bestoven. 'Flower Record' bloeit violet, 'Grand Maitre' lavendelblauw, 'Jeanne d'Arc' wit en ‘Remembrance’ donkerblauw. Ssp. albiflorus: bloeit in wit, paars of gestreept en ssp. vernus: paars. 

Meer cultivars krokus: C. abantensis*, C. abracteolus, C. adami*, C. adamioides, C. adanensis, C. aerius, C. akdagensis, C. akkayaensis, C. alatavicus, C. albocoronatus, C. aleppicus, C. alexandri*, C. almehensis, C. antalyensioides, C. antalyensis, C. antherotes, C. archibaldiorum, C. arizelus, C. armeniensis, C. artvinensis, C. asumaniae, C. athous, C. atrospermus, C. atticus*, C. autranii, C. babadagensis, C. balansae*, C. baytopiorum*, C. berytius, C. beydaglarensis, C. bifloriformis, C. boissieri, C. bolensis, C. boryi, C. boulosii, C. bowlesianus, C. brachyfilus, C. brickellii, C. caelestis, C. calanthus, C. cambessedesii, C. candidus, C. caricus, C. carpetanus, C. caspius, C. coloreus, C. concinnus, C. crewei, C. cvijicii*, C. cyprius, C. dalmaticus*, C. damascenus, C. danfordiae, C. danubensis, C. demirizianus, C. dilekyarensis, C. dispathaceus, C. duncanii, C. duplex, C. fauseri, C. fibroannulatus, C. filis-maculatis, C. fritschii, C. gargaricus, C. geghartii, C. gembosii, C. georgei, C. gilanicus, C. gotoburgensis, C. graveolens, C. gunae, C. hadriaticus*, C. hartmannianus, C. haussknechtii, C. hellenicus, C. henrikii, C. hermoneus, C. heuffelianus*, C. hittiticus, C. hybridus, C. hyemalis, C. ibrahimii, C. ilvensis, C. incognitus, C. ionopharynx, C. iranicus, C. isauricus, C. jablanicensis, C. jessoppiae, C. kangalensis, C. karamanensis, C. kartaldagensis, C. katrancensis, C. kerndorffiorum, C. kofudagensis, C. kurdistanicus, C. lazicus, C. leichtlinii, C. leonidii, C. leucostylosus, C. luteus*, C. lyciotauricus, C. lycius, C. lydius, C. macedonicus, C. malatyensis, C. marasensis, C. mawii, C. mazziaricus, C. mediotauricus, C. mersinensis, C. michelsonii, C. micranthus, C. minutus, C. moabiticus, C. mouradi, C. muglaensis, C. multicostatus, C. munzurense, C. musagecitii, C. mysius, C. naqabensis, C. neapolitanus, C. neglectus, C. nerimaniae, C. nevadensis, C. nivalis*, C. novicii, C. nubigena, C. oreocreticus, C. oreogenus, C. orphei, C. pamphylicus, C. paschei, C. paulineae, C. pelistericus, C. pelitensis, C. pestalozzae, C. ponticus, C. pseudonubigena, C. pulchricolor, C. pumilus, C. punctatus, C. puringii, C. rechingeri, C. reinhardii, C. reticulatus, C. rhodensis, C. robertianus, C. romuleoides, C. rujanensis, C. sakaltutanensis, C. sakariensis, C. salurdagensis, C. scardicus, C. scharojanii, C. schneideri, C. siculus, C. sieheanus, C. simavensis, C. sivasensis, C. sozenii, C. stevensii, C. striatulus, C. stridii, C. suaveolens, C. suworowianus, C. tahtaliensis, C. taseliensis, C. tauri, C. tauricus, C. thirkeanus, C. thracicus, C. tournefortii, C. uschakensis, C. vaclavii, C. vallicola, C. variegatus, C. veneris, C. vitellinus*, C. wattiorum, C. weldenii*, C. xanthosus, C. yakarianus, C. yaseminiae, C. yataganensis, C. zetterlundii en C. ziyaretensis.